In debat met Jezus
De Farizeeën hadden geen ruimte in hun systeem om Jezus te zien zoals Hij werkelijk is. Dat geldt ook voor sommigen van ons vandaag. Dat je geneigd bent om Jezus de rug toe te keren (ongeacht hoe goed je Hem al kent), omdat Hij niet zegt wat jij wilt horen….of niet doet wat jij vindt dat Hij zou moeten doen. Hoe verhouden we ons dan wel goed tot Hem, zonder onze eigen vragen en twijfels uit de weg te gaan?
Mattheüs 22:15-46
Nu trokken de Farizeeën zich terug om zich erop te beraden hoe ze hem met een uitspraak in de val konden lokken. Ze stuurden enkele van hun leerlingen samen met een aantal Herodianen naar hem toe, met de vraag: ‘Meester, wij weten dat u oprecht bent en in alle oprechtheid onderricht geeft over de weg van God. We weten dat u zich aan niemand iets gelegen laat liggen, u kijkt immers niemand naar de ogen. Zeg ons daarom wat u vindt: is het toegestaan de keizer belasting te betalen of niet?’ Maar Jezus had hun boze opzet door en zei: ‘Waarom stelt u me op de proef, huichelaars? Laat me de belastingmunt zien.’ Ze reikten hem een denarie aan. Hij vroeg hun: ‘Van wie is dit een afbeelding en van wie is het opschrift?’ Ze antwoordden: ‘Van de keizer’. Daarop zei hij tegen hen: ‘Geef dan wat van de keizer is aan de keizer, en geef aan God wat God toebehoort.’ Ze waren zeer verbaasd toen ze dit hoorden. Ze lieten hem staan en gingen weg. Diezelfde dag kwamen er Sadduceeën, die beweren dat er geen opstanding uit de dood is, naar hem toe. Ze stelden hem deze vraag: ‘Meester, Mozes heeft gezegd: ‘Indien iemand kinderloos sterft, moet zijn broer met de weduwe trouwen omdat hij haar zwager is, en voor zijn broer nakomelingen verwekken.’ Nu kennen wij een geval met zeven broers. De eerste trouwde, maar stierf kinderloos en liet zijn vrouw na aan zijn broer. Hetzelfde gebeurde met de tweede en de derde broer, tot aan de zevende aan toe. Het laatst van allen stierf de vrouw. Wiens vrouw zal zij dan bij de opstanding zijn? Alle zeven zijn immers met haar getrouwd geweest.’ Jezus gaf hun ten antwoord: ‘U dwaalt blijkbaar kent u de Schriften niet, en de macht van God evenmin! Want bij de opstanding trouwen de mensen niet en worden ze niet uitgehuwelijkt, ze zijn dan als engelen in de hemel. Hebt u niet gelezen wat God u over de opstanding van de doden heeft gezegd? Dit is wat hij zei: ‘Ik ben de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.’ Hij is geen God van doden, maar van levenden’. Toen de talrijke omstanders dit hoorden, stonden ze versteld over zijn onderricht. Nadat de Farizeeën hadden vernomen dat hij de Sadduceeën tot zwijgen had gebracht, kwamen ze bij elkaar. Om hem op de proef te stellen vroeg een van hen, een wetgeleerde: ‘Meester, wat is het grootste gebod in de wet?’ Hij antwoordde: ’Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.’ Nu de Farizeeën om hem heen stonden, stelde Jezus hun deze vraag: ‘Wat denkt u van de Messias? Van wie is hij een zoon?’ ‘Van David,’ antwoordde ze. Jezus vroeg: ‘Hoe kan David dan, geïnspireerd door de Geest, hem dan Heer noemen? Want hij zegt: ‘De Heer sprak tot mijn Heer: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, tot ik je vijanden onder je voeten heb gelegd.’” Als David hem dus Heer noemt, hoe kan hij dan zijn zoon zijn?’ En niemand was in staat hem een antwoord te geven, noch durfde iemand hem vanaf die dag nog een vraag te stellen.